– ‘Het lukt me niet. Ik kan geen titel bedenken. Het eind slaat nergens op. De tekst daarvoor trouwens ook niet. De opbouw is beroerd. Ik vind het echt prut.’
– ‘Wat zullen lezers wel niet van me denken als ik dit post.
Ze lachen me uit.’
– ‘Ik wil zo graag even relaxen. De krant lezen. Of verder gaan in m’n boek. Naar de bieb. Even langsgaan bij Josje.’
– ‘Nog even doorbijten; ik kan het heus wel.’
– ‘Waarom wil ik eigenlijk schrijven?‘
– ‘Omdat ik het leuk vind om met taal te spelen.’
– ‘En ik kan het niet kan uitstaan om iets niet te kunnen.’
– ‘Ik wil liever helemaal stoppen. Nooit meer gedoe; heerlijk.‘
– ‘Nee, niet opgeven. Dat wil ik echt niet. Dat vind ik een afgang.‘
– ‘Anders volg ik nog een cursus…’
– ‘Met die heel kritische, strenge docent? Of ik daar blij van word…‘
– ‘Dan kan ik het daarna wél echt goed.’
– ‘Het is wel een dure.’
– ‘Dat heb ik er wel voor over.‘
– ‘Daar heb ik nu niks aan. Ik moet opschieten; de eerste van de maand zit er aan te komen’.
– ‘Zal ik er anders voor zorgen dat we een maand overslaan?’
– ‘Laf.’
– ‘Oké, ik gooi het over een andere boeg; ik schrijf gewoon letterlijk op wat wij denken. Daar valt niks aan te schaven. ’t Is zoals het is. Zo op papier gezet.’
– ‘Spannend.’
– ‘Ja. En toch doe ik het. Ik ben niet bang.’
– ‘Lef.’
– ‘Ik ben benieuwd wat lezers er van vinden; of ze zich erin herkennen enzo.’
– ‘Dat wil ik niet horen.’
– ‘Ik wel.‘