Optimisme x alertheid = Een en al heerlijkheid

Vergeleken met vier weken geleden ziet mijn agenda er nú heel anders uit dan toen: ‘één en al heerlijkheid’ -prachtige uitdrukking, geleend van H.K., secretaresse van S. Zij  antwoordde mij dit ooit toen ik haar vroeg hoe S. z’n agenda eruit zag (ik wilde graag een afspraak met hem).
Zeeën aan tijd, bedoelde ze.

Zo hing de vlag er op 1 september dus bij; in het vooruitzicht lekker veel thuiswerkdagen, te besteden aan het schrijverschap. Ruim voor de eerste maandag van de maand -de dag waarop mijn nieuwe blog altijd verschijnt – zou ik het blog op scherp hebben staan.

Ondertussen is het 3 oktober en hangt het blog er rafeliger bij dan ik vier weken geleden voor ogen had. Deze maand is ook mij overkomen waar ik cursisten die een training bij mij volgen, regelmatig over hoor: “ik plan te optimistisch. Ik reken me vaak te rijk”. (In tijd, overigens, niet in geld; daar zijn heel andere trainingen voor).

De gedachte ‘o-ik-heb-nog-tijd-zat-voor’: het schrijven van die nieuwsbrief / het uitwerken van de notulen / bellen naar die contactpersoon / verzinnen van die les / reageren op die mail / het maken van die presentatie / contact leggen met … / behandelplan schrijven van.. -omcirkel maar wat voor jou van toepassing is- blijkt in de praktijk vaak sneller door de tijd te zijn ingehaald dan je doorhebt. Voordat je het weet is de ruimte in de agenda waarin je al je to-do’s makkelijk dacht uit te kunnen voeren, ingenomen door: tussendoorklussen waarmee direct iets gedaan moet worden. Daar gaat dán plotsklaps je tijd aan op. En zit je ineens krap bij kas (in tijd overigens, niet in…, nou ja, duidelijk, lijkt me).

Bij mij ontstond de krapte op m’n thuiswerkdagen onverwacht door: 1: mijn computer die vastliep. Dat deed ‘ie al vaker de laatste tijd, maar nu was het fataal; geen beweging meer in te krijgen. Dus: nieuwe computer aanschaffen; de boel installeren; systeembeheerder bellen; bestanden synchroniseren en –zucht- nabellen over de factuur (was niet meegeleverd, echter wel noodzakelijk voor mijn administratie). Verrassing 2: een paar uur durend bezoek aan de gipskamer van het Sneker ziekenhuis –mislukte zweefkopbal van oudste zoon… Extraatje 3: ‘de markt’. Deze trekt weer aan –op zichzelf een heugelijk feit. En zo kwam het dat ik een ochtend bezig was met nieuwe offertes. Eentje daarvan is overigens vier dagen geleden toegezegd –hoera! Net voordat ik –ad hoc numero 4– een telefoontje van mijn dochter kreeg. Ze was, onderweg naar school, gevallen met de fiets; of ik meteen naar toe kon komen. Vanzelfsprekend. Onvoorzienigheidje 5: een cursist in nood. Ik zou deze docente pas in december weer spreken. Ze mailde me echter een week geleden: ze had héél veel behoefte om me op héél korte termijn te spreken. Ik kwam tegemoet aan haar noodkreet; een paar dagen later hadden we een belafspraak. Onverhoedse zaak 6: de ANWB die niet kwam opdagen, afgelopen woensdag. Daardoor kwam ik uiteindelijk vijf uur later thuis dan verwacht. Hongerig en verkleumd. Dag thuiswerkavond. (De reden van mijn behoefte aan de ANWB kwam trouwens zo: M’n auto stopte ineens met vaart maken. Precies langs een gedeelte van de A7 waar tijdelijk geen vluchtstrook was; wegversmalling. Ai.. Dus ik in allerijl de berm in, doodsbang voor de achteropkomende vrachtwagen die ik in de achteruitkijkspiegel héél snel naderbij zag komen… Maar goed, dat terzijde).

Dus zo slibde de tijd die ik voor het blog had willen gebruiken steeds meer dicht. ‘Alle heerlijkheid’ verwerd tot ‘alles tegelijk’. Dat had ik kunnen voorkomen. Door gewoon wél aan het blog te beginnen in de periode dat ik daar nog geen haast, maar zeker genoeg ruimte voor had. Het eerste deel van de maand heb ik te lang gedacht: ‘ik heb nog tijd zat’. Vervolgens bleef ik in die gedachte hangen, laafde me eraan en liet het daarbij. Ik pakte m’n pen niet op; het leek niet nodig. Wat ik overigens niet wil bestempelen als uitstelgedrag omdat ik schrijven niet leuk zou vinden. Integendeel. Ik wijt het eerder aan een soort doorgeschoten vorm van optimisme: argeloosheid: waarom zou ik nú deze taak oppakken als ik in het vooruitzicht nog meer dan genoeg tijd heb om het ‘later‘ uit te voeren. De noodzaak om het op te pakken, een beginnetje te maken, zag ik -o onbezonnene- gewoon niet.

Nu, aan het eind van deze maand, besef ik dat ik het schrijven -of welke klus dan ook die voor me ligt- voortaan anders moet aanpakken. Een pessimistischere insteek zal me daar niet bij helpen. Nee, ik zie de winst in optimistische alertheid: ik heb nog tijd zat en: laat ik tóch maar nú beginnen. Dan heb ik, mochten er brandjes uitbreken alle tijd om deze te blussen. Zonder dat het blog -of welke klus dan ook die voor me ligt- zelf ook een brandje wordt. En stel dat zich dan onverwachts geen onverwachte zaken aandienen? Dan is dat mooi meegenomen. Dan ben ik ruim voor de deadline klaar, neem ik een duik in de zeeën aan tijd en geniet ik van ‘één en al heerlijkheid!’  

Geef een reactie